Moments into Stories
Alleen in het bos
De zomer komt aan haar eind, de dagen worden korter en de nachten worden kouder. Het bos verandert langzaam van groen naar geel, de bladeren sterven af en zullen bij de eerste de beste storm naar de grond dwarrelen.
Het is eind september, Tyler en Dianne brengen de Parijzenaren, de Duitse en mijn Braziliaanse roommate naar het vliegveld in Saskatoon. Daarna gaan ze de verjaardag van Dianne’s zus vieren in de stad. Dit betekent dat ze drie dagen wegblijven en ik alleen ben in het bos. Het grote donkere bos met de wolven, beren, coyotes, poema’s, lynxen en god mag weten wat nog meer. Gelukkig heb ik een geweer bij me en weet ik hoe ik het moet gebruiken in geval van uiterste nood. Desalniettemin is het grootste gevaar waarschijnlijk dat ik mezelf in de prak rijd op de quad en dat ze me vervolgens pas twee dagen later halfbevroren, uitgedroogd, vaag murmelend over pannenkoeken met slagroom om een boom heen gevouwen, vinden.
Ik besluit maar gewoon om voorzichtig te werk te gaan en geen onnodige risico’s te nemen en zo hard mogelijk te proberen niet door een psychotische yak in het gezicht getrapt te worden zodat ik in m’n eentje bewusteloos dood lig te bloeden totdat er overmorgen pas weer iemand langskomt en me vindt. Nee, dat dus niet nee.
Me met de schapen bemoeien lijkt me een stuk veiliger. Sinds een paar dagen ben ik begonnen met, naast het tellen, ook het voeren van de schapen. Niet omdat ze extra calorieën nodig hebben, maar omdat ze moeten leren om te komen wanneer je ze roept. Vorige week hebben we geprobeerd de schapen te vangen. Met een menselijke ketting en één hond die soort-van-een-heel-klein-beetje schapen kan hoeden hebben we ons zeker 3,5 uur weten te vermaken met achtervolgingen, insluitingen en vervolgens weer keiharde ontsnappingstaferelen.
De schapen leven in een grote groep in de noordelijke weide, samen met lama Ike (lees: ‘Ike’).
Er wordt gezegd dat lama’s van nature een band met schapen voelen en dat ze zich instinctief geroepen voelen hun wool-buddies te beschermen tegen de wilde dieren. Ze zijn constant alert naar tekenen van een roofdier in de directe nabijheid en wanneer een poema of een beer tot de aanval overgaat, zullen ze het dodelijke monster zelfs aanvallen, bijtend en trappend totdat het de aftocht blaast. Een mooi verhaal hè? Ware het niet dat ik gisteren bijna struikelde over een dood schaap in de wei. Of in ieder geval de stukjes die er nog van over waren. Tot zover Ike, waaklama van likmevestje.
Vandaag heb ik een vangkraal gebouwd en ik loop met een emmer haver de wei in en roep zo luid als ik kan: “Schaap schaaaaaaap schaap schaap schaap schaap schaap”, terwijl ik de voeremmer schud. Over de dichtstbijzijnde heuveltop spieken twee grote bruine ogen: “Beeeh?”. Ik open het hek en loop de kleine vangkraal in die nu vast zit aan de omheining. Daar roep ik nog een keer mijn super originele, zelfbedachte schapenlokroep en vanuit alle hoeken en gaten van de wei komen er schapen aangehobbeld. “Beeeeeeeh”. Ha! Effect! Ze rennen de kraal in en ik gooi het voer in het gras. Ze beginnen hongerig te eten en elkaar weg te duwen. Zo nu en dan raken er twee rammen verstrikt in elkaars hoorns. Ze vreten duwend en trekkend à la Siamese tweeling verder totdat eentje per ongeluk een beweging maakt die ze bevrijdt. Als ook Ike in de vangkraal aanschuift, sluit ik zachtjes het hek.
Een schrokkende zee van wol strekt zich voor me uit; bruin, wit, zwart, gevlekt, grijs, goudkleurig met krullende wol en prachtige dikke, in een krul eindigende hoorns. Dit zijn IJslandse schapen, de stoerste van alle schapen. Wanneer de rammetjes van vorig jaar over twee weken naar de slacht gaan, zullen ze in ieder geval aan komen rennen als ik ze roep.