Onvervalst Amsterdams
Beste neuspeuteraar
Beste neuspeuteraar,
Jij vond het maar raar. Dat ik het vies vond, jouw gepeuter.
Waar ik me mee bemoeide?
Bah, zei ik nog maar eens.
Bah. Dat je dat thuis doet, vind ik prima. Als ik het niet hoef te zien. Niet hoef te weten. Liefst was ik heel hard weggerend, naar de allervoorste metrostoel, om daar vervolgens niet op te durven zitten. Bang voor eerdere snotjes. Het is dat wij leren ons nooit gewonnen te geven, nooit, al zou je snotpropjes om ons heen schieten. Dus zitten blijf ik. Naast jou, neuspeuteraar.
Misschien voelde jij je zoals thuis, daar in de metro. Je las een bundel – naar wat het leek – met wetenschapsfilosofieartikelen. Krabte wat aan je kruin, zuchtte eens diep. Schouder aan schouder zaten we daar. Het Funda-gevoel: als in huizen alle persoonlijke elementen op de foto staan, waardoor je je bijna een indringer waant.
Liefst wilde ik de metro uit stappen, maar ik moest er nog niet uit. Opeens zeg je; ‘eigenlijk heb je wel gelijk.’ Ik antwoord ‘dankje’. Niet omdat ik blij ben gelijk te hebben, maar omdat je bereid blijkt je eerste reactie bij te stellen. Even ongemakkelijk blijf ik naast je zitten, me afvragend waarom het ongemakkelijke gevoel niet weggaat.
Na een minuut gaat je vinger weer naar je neus. Heb je het door? Of maakt het je toch gewoon niet uit? Als het dat laatste is.. dan benijd ik je. Hoewel niet om het neuspeuteren, zou ik willen dat ik altijd mezelf bleef, me altijd thuis voel, al is het in een stinkende metro of op een feestje met alleen maar onbekenden. Dat hoe hard iemand ook ‘bah!’ roept, ik terugzeg: ‘bedankt voor je feedback, don’t call us, we’ll call you!’ en met m’n vinger in m’n neus naar je glimlach. En, dat ik omdraai en wegloop zonder achterom te kijken, met die vinger in m’n neus en glimlach van oor tot oor. Bij wijze van spreken dan, hè. Bedankt neuspeuteraar, echt.