MENU
H

Het is zaterdagavond, ik ben op het Centraal Station in Amsterdam. Door miscommunicatie zit ik in mijn eentje aan een bar. Met wijn en noodles, dat dan weer wel. Naast mij zit een vrouw. Zij leest, ik lees en kijk naar buiten. Naar de mensen die voorbij gaan, met rode neuzen en tassen vol kerstcadeaus.

De wijn smaakt goed, de noodles nog beter. Als ik mijn ogen samenknijp en door mijn wimpers kijk, zie een langzaam bewegende wereld. De langzaam bewegende wereld deint mee op de geijkte restaurant-jazzmuziek die mijn oor in spoelt. Het branden van de olie in de wok achter mij en de stress van toeristen die hun weg naar Schiphol zoeken, merk ik niet op. Het is een warme bubbel waarin ik me ongenaakbaar voel.

De vrouw en ik zitten zij-aan-zij, als enigen nog, aan de bar die uitkijkt op de tl-verlichte hal. We zwijgen, eten, kijken en lezen. We blijven langer dan iedereen, zelfs dan die na ons komen. Even voel ik een moment van ongemak: lijkt het voor andere mensen alsof we hier samen zijn gekomen? Samen, maar zwijgend naast elkaar te eten, te lezen, om maar geen gesprek te hoeven aangaan? Het moment is snel voorbij; mijn bubbel is onze bubbel geworden, een sterke bubbel die rust op de tevredenheid waarmee we ons als vreemde eenden op zaterdagavond tussen uitgelaten mensen begeven. Onze zaterdagavond beleven we voor even in hetzelfde gemoed.

Door wat we delen wil ik de vrouw vragen of het smaakt of wat ze leest. Tegelijkertijd gaat dat in tegen alles wat ik zo fijn vind aan onze bubbel. Ik doe het daarom niet. Genieten doen we allebei, zoveel is duidelijk. Het enige dat dit doorbreekt is het zachtjes tikken van de eetstokjes op onze borden. Alles dat ons verder omringt, wordt vriendelijk doch dringend door de bubbel buiten gehouden.

In de bubbel van het moment zet ik het bord, waar net nog noodles lagen, aan mijn lippen. Langzaam drink ik de overgebleven bouillon op. Op het laatste stuk rode peper kauw ik extra lang. Dan sta ik op, de bubbel barst uiteen, net zo snel als dat hij ontstond.

SLUIT MENU