MENU

Er is een Amsterdammer doodgegaan

A

Als ik na twee weken afwezigheid de universitaire bibliotheek binnenloop, staat er naast het schuifraampje van de beveiligerskamer zo’n rood plastic ding met een Jezus-plaatje erop. Erin brandt een kaarsje. Ik houd even stil voordat ik definitief in de studentenmassa word opgeslokt.

Wat is dit? Achter de kaars staat een groot portret van een jonge vent, onderuit gezakt op een bureaustoel, overhemd met het bovenste knoopje los. Hij glimlacht met zo’n schuin mondje, een kwajongenslach. De V op zijn borstzakje verraadt dat hij tot voor kort achter het glazen schuifraampje zat. ‘Ja dame, dat is het leven’ hoor ik de collega-beveiliger onderuit gezakt zittend op dezelfde stoel zeggen. ‘Maar wat is er dan gebeurd, hoe kan dat nou?’ vraag ik. ‘Hartstilstand, hij is een week geleden al begraven’ wordt er geantwoord. Vertwijfeld blijf ik nog even staan. Verderop ligt een condoleanceboek waar driftig in wordt geschreven door een bibliothecaris.

Een onbekende Amsterdammer, evenzeer voor mij, maar toch: morsdood.
Halverwege de dertig, blosjes op de wangen en getrainde kuiten. Dat laatste zag je niet aan dat portret, dat wist ik me plots te herinneren. Oppervlakkig kutwijf, denk ik. Zes jaar loop ik al door de gangen van dit grijze kolos waar hersentjes geïnspireerd en gepijnigd worden. Zes. Jaar. Het enige dat ik me van de beste man kan herinneren, zijn zijn kuiten, zijn chagrijnige hoofd en hoe hij in zijn kopje automatenkoffie roerde met zo’n plastic staafje. Ik weet z’n naam niet, niet waar hij woonde, niet hoe hij zijn koffie dronk, of hoe ook maar één van al zijn weekenden die afgelopen zes jaar was geweest.

Wat schrijf je in dat boek? ‘Hoi, ik kende je niet echt, maar je kuiten waren mooi.’ ‘Je roerde zo betekenisvol in je plastic koffiebekertje.’ ‘Het was een plezier om die zes jaar zuchtend langs je te lopen op weg naar een dag zonder daglicht.’ … ‘Heel veel sterkte voor de nabestaanden’. Ja, dat behoor je te schrijven. Maar dat voelt een beetje als liegen, ook al bedoel ik dat te zeggen. Sorry, onbekende beveiliger. Sorry dat ik je niet wat vaker goedemorgen heb gezegd. Goedenavond, of zelfs goedenacht. Ik beloof je dat ik dat je collega’s vanaf nu wat vaker zal zeggen.

SLUIT MENU