Onvervalst Amsterdams
Het ovale zadel van Agaath
Wellicht herken je dit: elke dag, of in elk geval een paar keer per week, fiets je een zekere route die je zo langzamerhand kent als je broekzak. Elke hobbel en scheve stoeptegel ken je, zodat je precies weet wanneer je even op je pedalen moet staan om niet door elkaar gerammeld te worden; elke geur die op je afkomt zodra je die ene hoek omgaat, ruik je al ver daarvoor, omdat je die al duizendmaal rook. Zelfs het achtergelaten slabbetje dat door een bezorgde passant op ooghoogte aan een paal is geknoopt, doet je na een week of twee niets meer: het sluit naadloos aan bij de rest van het straatmeubilair.
Soms, maar dan echt niet vaak, krijgt iets het voor elkaar je toch te laten mijmeren over hoe het daar komt, is blijven staan en zo verwaarloosd raakte. Misschien is het de verveling die toeslaat door de overbekende route, misschien toch ook niet. De fiets van Agaath is er daar een van, voor mij dan. Elke dag dat ik om het even welke route richting het centrum of westen van Amsterdam begin, kom ik erlangs. Het slot nog even robuust en vrij van roest, zoals het een goed Amsterdams slot betaamt. De fiets is echter minder goed bestand tegen de tand des tijds. Alhoewel: Agaath kocht ‘m voor honderd gulden, toch een fors bedrag in die tijd. Zo’n twintig jaar had ze de fiets in haar schuurtje bewaard en zo nu en dan wat opgepoetst. Nu haar dochters net het huis uit waren, werd het toch tijd om wat meer buiten de buurt te doen. Kom aan, dacht ze, een museumjaarkaart werd om de hoek verkocht, ‘dat kan me toch niet tegenhouden.’ De fiets was een echte damesfiets. Niet alleen een lage instap voor de rokken, maar het bijbehorende ovale zadel maakte het ook dames als Agaath mogelijk flink wat kilometers te maken. Na twintig jaar bleek het stalen ros het nog prima te doen: alleen de ketting had wat olie nodig. Remmen even voorzichtig testen op het tuinpad, voorzichtig… en ja, daar ging ze. De straat uit, de kruising over, even flink trappen voor de Lyceumbrug. Voor ze het wist, zoefte Agaath onder het Amsterdams Lyceum zó de museumbuurt in. Ze verslond alle Van Goghs, vergaapte zich aan de Bedreigde Zwaan in het Rijksmuseum en genoot zichtbaar van het schouwspel van alle klauterende toeristen op de levensgrote ‘I Amsterdam’-letters.
Toen Agaath alle musea rond het Museumplein wel had gezien en wat durf op de fiets had gekweekt, plande ze een bezoekje aan Het Scheepvaartmuseum. Ze was er ooit weleens geweest, toen het nog een kledingdepot van de aangrenzende Marinekazerne was. Haar man zaliger werkte er en gaf haar destijds stiekem een rondleiding. De hoge plafonds, de nagenoeg perfect vierkante binnenplaats en de ronddolende geest van Michiel de Ruijter.. ze verheugde zich om te zien wat er als museum van het gebouw was geworden. Het fietsen verliep vlot, al had ze zich toch wat vergist in de afstand. Enigszins bedwelmd door de smok van een warme dinsdag in september stapt ze van haar fiets, die ze tot vlakbij de ingang kan parkeren. Het nieuwe slot zet ze goed vast; eerst aan het frame van de fiets, en dan aan het fietsnietje. Zo, die staat. Agaath strompelt langzaam naar de loopbrug die naar de hoofdingang leidt: die ziet er nog precies zo uit als vijftig jaar geleden. Even blijft ze stilstaan en kijkt naar de mooie ornamenten van Latijnse figuren op het fronton boven haar, als er opeens een duif rakelings langs haar hoofd schiet. Een lok zilvergrijs haar schiet los van achter Agaaths oor. Van schrik struikelt ze over haar eigen voeten en glijdt zo, zonder dat iemand het ziet, onder de balustrade door, om vijf meter later met een plons in het grachtenwater te belanden. Nooit zag iemand Agaath nog terug. Nooit meer zou Agaath Het Scheepvaartmuseum van binnen zien, of elk ander museum natuurlijk.
Agaaths fiets, die was die buitenlucht bepaald niet gewend. Het frame verroeste en het ooit zo gekoesterde ovale zadel raakte tot op het schuimrubber toe verweerd. Geen haar op het hoofd van welke fietsendief dan ook die eraan denkt Agaaths fiets mee te nemen. Wat moet je met zo’n lelijk ding en dan nog zo’n gek zadel ook. Nee, daarvoor tien andere fietsen die bovendien minder goed op slot staan. Het is juni, bijna tien maanden nadat Agaath haar fiets parkeerde. Tien maanden sinds ik er sindsdien dagelijks langskom en elke dag wel een ander verhaal achter die fiets opteken. Altijd betreft het een ouder dametje met een met de dag interessanter verhaal waarom die fiets daar zo moederziel alleen moest blijven staan. Altijd van een ouder dametje geweest, altijd binnen gestaan, weinig kilometers gemaakt. Morgen zal ik even afstappen en de mosjes van het zadel vegen.