Onvervalst Amsterdams
Januari
Gatver, wat een lucht! Verschraald bier en onbeduidende prutjes papier op de vloer, met hier en daar een glitter. Zo, een liter bleekwater door het huis, schrobber eroverheen, fris en fruitig. Nee wacht – eerst dat klereding van een kerstboom de deur uit: viel die ooit eerder zóveel uit? Alle ballen en frutsels ergens ver weg stoppen, zodat we ze het eerstvolgende jaar niet hoeven te zien. Krak. Ja, dat was te verwachten. Waarom koop jij dan ook altijd zo nodig echte glazen ballen? Afijn, als het dan maar bij een blijft. Een bij het opzetten, een tijdens de maand dat de boom stond, en een tijdens het aftuigen.
De feestdagen zijn gelukkig weer achter de rug. Wat hebben we geschranst, gedanst en vooral: wat hebben we veel gezopen. We kunnen geen wijn of gin meer zien. Die verschraalde bierlucht die na de nieuwjaarsnacht van de grond omhoog m’n neus in kroop leek nog zo weinig op het origineel dat een biertje bijna weer zou smaken. Bijna. Langzaam maar zeker worden de dagen weer normaal. Best fijn, normale niet-glimmende, niet-glanzende, niet-schreeuwerige huizen. Waar het gewoon naar Ajax en koffie ruikt in plaats van verschroeide kalkoen en de chemische dennennaaldengeur van een goedkope geurkaars. Waar we kaarten krijgen van ‘Jan, Trees en de beestjes’. Kerst, het feest waar we het hele jaar van kunnen nagenieten door de muffe gourmetlucht in de gordijnen.
Nee, prima die januarimaand. Even geen feestdagen, geen poeha. Geen kwarteleitjes of geflambeerde flensjes. Ik zie normale mensen, zonder knellende schoenen, jolige stropdassen of fluwelen jurkjes. Lekker. Ze lopen samen met mij, fietsen met mij, naar werk of school. Onderweg zijn de oliebollenkramen als sneeuw voor de zon verdwenen, waar ze een maand lang naar ons lonkten op de heen- en terugweg. We voelen nog even met de hand aan onze jas, die wat strakker staat dan 3 weken geleden. Waar we snel door ons haar strijken, dwarrelt een achtergebleven glitter naar de straatstenen. We merken er niets van, de plicht roept. Of ja, zoiets. De volle mailbox. Het automatische mailantwoord is vannacht om klokslag middernacht opgeheven. De collega met de prikbaard snelt zich op je af met ‘de beste wensen’ en drie natte kussen. Ja, het is absoluut januari, denken we bij onszelf. Triomfantelijk wringen we onze muts en sokken nog maar eens een keer uit na de zoveelste hoosbui. Met westerstorm tegen ploeteren we ons een weg terug, onderwijl takken, lege champagneflessen en niet of wel ontplofte rotjes ontwijkend. Voldaan komen we thuis, halen een tupperwarebakje uit de vriezer of bestellen een pizza. In pyjamabroek op de bank waren we nog nooit zo tevreden. Hè, gelukkig is het januari.