MENU

Robert, de niet-laptopman

D

Deze column zou eigenlijk over totaal iets anders gaan, maar toen gebeurde het: mijn laptop crashte. Niet dat de column al bestond, maar daardoor besefte ik me weer even des te meer hoe afhankelijk we zijn van deze stukken elektronica.

Daarom gaat deze column nu over Robert. Robert werkt bij een niet-nader-te-noemen-elektronica-concern dat bekend staat om hun overpriced apparatuur met zo min mogelijk knopjes en uitstulpingen. Ook ik viel voor deze marketing en kocht drie jaar terug van mijn zuurverdiende studentcentjes een veel te dure laptop, die dit bedrijf megalomaan niet eens laptop noemt. Als je nu toch nog niet weet over welk bedrijf dit gaat: stop dan met lezen. Als je wel weet over welk bedrijf dit gaat, maar je bent een van de grootste sceptici – kan ik je niet geheel kwalijk nemen – stop dan ook vooral met lezen.

Goed, Robert dus. Robert had ik nodig, want sinds een tijd vertoonde mijn laptop geregeld de melding ‘opslag vol’. Opende ik mijn opslag, dan zag ik misschien een twintigtal documenten, een handvol audiobestanden en een verdwaald programma dat ik nooit gebruik. Dat programma verwijderde ik, daarmee er van uitgaan dat dit dé oplossing voor het probleem was. Even voor de duidelijkheid: mijn digitale kennis rijkt ongeveer zover dat je; één, vooral je webcam moet afplakken; twee, geregeld moet updaten; drie, altijd een back-up maakt. Toen ik eens met m’n grote teen op iemands laptop ging staan – of dit niet wat meer was dan mijn grote teen wordt natuurlijk alom betwist, maar ik weet beter – leerde ik dit meteen (die persoon ook trouwens, plus dat je je laptop niet naast een bed op de grond legt als je vakantiefoto’s je lief zijn). Robert vertelde me echter dat het daarnaast ook heel belangrijk is dat je voor bijvoorbeeld foto’s niet twee back-up-programma’s gebruikt. Hè?! Te veel back-up is slechte back-up? Wat bleek: al jaren worden al mijn tienduizenden foto’s via twee streams opgeslagen, die veel plek op mijn laptop – die dus geen laptop mag heten – innemen. A-ha.

Terwijl ik nog amper begrijp wat hij zegt, gaat hij mij voor in de wondere wereld van assistentie op afstand. Met hem aan de telefoon ga ik een vertrouwensband aan die ik voorheen niet mogelijk had geacht: ik verleen hem zonder blikken of blozen toegang tot mijn laptop. Hij kan het niet zelf doen, zegt hij, dus hij zal toekijken hoe ik de stappen doorloop die hij in mijn oor fluistert. Synchroniseren…
Robert is niet zomaar een servicemedewerker, nee, Robert is een Senior Service Coördinator. Het probleem van mij en mijn laptop blijkt enkel voor Rob weggelegd, waar ik gedwee in meega. Wanneer we na een uur nog steeds geen licht aan het einde van de synchronisatie zien, ondanks de goede soufflering van Rob, neem ik met tegenzin afscheid. Hij wil nog wel, maar ik kan niet meer, moet naar een afspraak. Ik beloof dat ik zal reageren op zijn mail met persoonlijke contactgegevens, onder vermelding van mijn casusnummer. Hij belooft mij dat het echt weer goed zal komen, ik moet nog even geduld hebben met mijn niet-laptop. “Bedankt Robert, echt”, zeg ik nog.

Wanneer ik Robert echter 2 weken later terugmail, krijg ik geen reactie. Robert hult zich in stilzwijgen. Dan bel ik eens naar het centrale servicenummer, waarvan hij me juist verzekerde dat ik daar nooit meer hoefde aan te kloppen. Een vriendelijke dame zegt me resoluut dat de niet-laptop nu buiten de garantie valt en dat ik daarmee geen aanspraak meer maak op steun.

Alles zou goed komen, Robert zou daarvoor zorgen. Mijn laptop wil er niets van snappen, noch ik. Heb ik iets gezegd? De stappen niet goed opgevolgd? Is mijn laptop-die-geen-laptop is, het niet waard? We zullen het nooit weten, de hulpvaardige, zachtaardige man die Robert ooit was, is verworden tot een mythisch figuur. Een mythisch figuur die zich soepel voortbeweegt in de cloud en zich voedt aan simpele zielen met niet-laptops die aan zijn lippen hangen. Simpele zielen die na drie jaar een nieuwe niet-laptop kopen om weer even in Robs mythische nabijheid te kunnen zijn. Ik klap m’n laptop dicht en fiets linea recta naar de dichtstbijzijnde bibliotheek, waar luid-spinnende kasten met vieze schermen en plakkende muizen op mij wachten. Geduldig wachten ze tot de column op het digitaal papier staat en sluiten af, pas als ik dat zeg.

SLUIT MENU